Het Wmo toezichthouderschap is nog steeds in veel gemeenten/regio’s een ondergeschoven kindje. Gezien de fraudegevoeligheid van het systeem dat we hebben ontworpen, is een goede inbedding van deze taak echter van cruciaal belang. Met de decentralisaties is er een grote verschuiving van verantwoordelijkheid en regie van de centrale overheid naar de gemeentelijke overheden gegaan. Als ik bijvoorbeeld kijk naar de ziekenhuiszorg, dan merk ik in de praktijk dat er door de bank genomen ‘hardere’ uitkomstmaten gevraagd worden ten aanzien van de geleverde kwaliteit van zorg. Denk hierbij aan complicaties die wel of niet optreden, snelheid van herstel bij een operatie, NPS-scores etc. Dat maakt de toetsing voor een financier of inspectie eenvoudig en overzichtelijk. Het toetsen van de kwaliteit van zorg en ondersteuning die een cliënt ontvangt in de vorm van bijvoorbeeld persoonlijke begeleiding vanuit de Wmo, is mijns inziens een stuk lastiger. Naast het feit dat het per gemeente om vele tientallen (zorg)aanbieders kan gaan, is hier bovendien sprake van ‘zachtere’ en ‘subjectievere’ gegevens. Ik constateer dat er binnen de Wmo nog weinig gegevens bekend zijn over de prestaties van de verschillende aanbieders met betrekking tot vergelijkbare doelgroepen c.q. aandoeningen.
Wmo toezichthouderschap
Er zijn de afgelopen jaren gelukkig wel een aantal uitstekende publicaties verschenen over hoe het Wmo toezichthouderschap zou moeten functioneren. Zo verscheen er in april van dit jaar een rapportage van de inspectie over de uitvoering van het Wmo toezicht 2017. Hierin wordt de conclusie getrokken dat een respectabel aantal gemeenten/regio’s het toezichthouderschap nog onvoldoende op orde hebben. Ook lijkt de conclusie gerechtvaardigd dat de wijze waarop de toezichthoudende rol wordt ingevuld en georganiseerd, sterk verschilt per gemeente; met andere woorden: het ontbreekt hier vooral aan uniformiteit. Een conclusie die voor mij, als onderzoeker die de afgelopen jaren bij vele tientallen gemeenten over de vloer is geweest, niet erg verrassend was. Om een stap te zetten in de richting van een grotere uniformiteit poneer ik hieronder een tiental (basis)voorwaarden die in mijn ogen noodzakelijk zijn voor een adequate invulling van het Wmo-toezichthouderschap. Ik pretendeer zeker niet dat dit lijstje compleet of vernieuwend is. De kracht van de boodschap zit immers in de herhaling.
- Toezicht op kwaliteit vraagt om tijd en een zorgvuldig proces. Een kwaliteitsaudit (en al helemaal de voorbereiding hierop) is een tijdrovende inspanning! Het is iets anders dan een periodegesprek geïnitieerd door inkoop of contractmanagement, waarin productiecijfers, klachten en cliënttevredenheid vaak centrale agendapunten zijn. Kondig een audit dan ook tijdig aan en geef aan wat er verwacht wordt, wie er gesproken dienen te worden etc. Het helpt hierbij om een stappenplan /checklist te maken waarin het proces ‘auditing Wmo toezichthouder’ van a t/m z is uitgewerkt en deze te delen met de zorgaanbieder.
- Toezichthouderschap is een uiterst serieuze functie en vraagt om onafhankelijkheid. Meer specifiek bedoel ik hier mee dat dubbele petten en aangrenzende (neven)functies niet wenselijk zijn om belangenverstrengeling te voorkomen.
- Doe geen onnodig dubbel werk en zet met name in op de samenwerking met Inspectie voor Jeugdzorg. Zorgaanbieders hebben vaak cliënten die vallen onder verschillende wetgeving (Wmo, Jeugd, WLZ, zorgverzekeraarswet).
- Stel voldoende middelen en budget beschikbaar. Een veelgehoorde ‘klacht’ is dat de toezichthouder te weinig tijd/uren heeft om goed invulling te geven aan het toezichthouderschap. Het onderzoek van de inspectie laat zien dat eigenlijk meer dan de helft van de gemeenten minimale middelen beschikbaar stelt.
- De wijze van inkoop en contractuele overeenkomst tussen gemeente en (zorg)aanbieder is leidend voor de kwaliteitstoetsing. Stel op basis daarvan het toetsingskader op. Uiteraard kunnen er op basis van signalen ook onderzoeken gestart worden. Het moet in betreffende gevallen dan wel kraakhelder zijn wat de verdenking of tekortkoming is.
- Benut en verbind de beschikbare informatie aan elkaar. Er is vaak meer informatie beschikbaar dan je vooraf bedenkt. Denk hierbij aan: consulteren collega’s inkoop, accountmanagement, wmo-consulenten, cliënten, cliëntervaringsonderzoek Wmo, contract etc.
- Vind het wiel niet allemaal opnieuw uit. Streef naar uniformiteit en consistentie in kwaliteit van het toezicht, zodat bijvoorbeeld aanbieders die in meerdere gemeenten actief zijn niet met verschillende aanpakken geconfronteerd worden.
- In het verlengde van vorige punt. Regio’s en gemeenten: Leer ook vooral van elkaar. Er zijn gemeenten/regio’s die voorop lopen. In dit verband kan worden opgemerkt dat bijvoorbeeld de Regio Zaanstreek-Waterland werkt met een duidelijk en gestructureerd toetsingskader dat als een uitstekende basis kan dienen voor een kwaliteitsaudit. Ook de regio West-Friesland maakt serieus werk om het Toezichthouderschap (in eigen beheer) op professionele wijze in te vullen door pro-actief kwaliteitsaudits te houden bij gecontracteerde partijen. Tot slot wijs ik graag op een publicatie van VNG dat mijn inziens een mooi voorbeeld is van een gezamenlijk onderzoek door Wmo-toezichthouders van de regio Noord- en Oost Gelderland.
- Stel een realistisch jaarplan op welke activiteiten de Wmo toezichthouder uitvoert. Onderdeel van het jaarplan is een plannen van steekproefsgewijze (kwaliteits)audits bij diverse zorgaanbieders.
- Zorg dat de taken, rollen en verantwoordelijkheden van zorgaanbieders op duidelijke en consistente wijze gecommuniceerd worden. Relevante communicatiekanalen hierbij zijn: website, brochure/folder, inkoopcontract.
Iedere gemeente legt haar eigen accenten en prioriteiten en dat is prima. Immers, elke gemeenten heeft haar eigen context (omvang, bevolkingsopbouw). Echter, elke gemeente heeft de verantwoordelijkheid om te toetsen. Ondanks dat er soms beperkt geld of tijd voor is, zal het toetsen uiteindelijk haar vruchten afwerpen. Er gaat veel geld in om en je bent het als gemeente aan je inwoners verschuldigd dat je kwaliteit inkoopt en frauduleuze partijen buiten de deur houd. Mijn ervaring is dat voor veel gemeenten onvoldoende duidelijk is hoe en waarop je zou moeten sturen als toezichthouder. Hoe bepaal je bijvoorbeeld of iets een incident is of een structureel probleem.
De vraag is of u(w) (gemeente) genoemde punten voor elkaar heeft en in de praktijk toepast. De genoemde punten zijn wellicht niet nieuw voor u, maar ze zijn hierboven gemakshalve voor u op een rijtje gezet en dienen mogelijk als handvatten om de kwaliteit van het toezicht te verbeteren. In deze context is het woord ‘voorwaarden’ waarschijnlijk beter op z’n plaats dan het woord ‘handvatten’. Mijn boodschap is dat Wmo toezichthouders niet alleen op signalen moeten acteren, maar deze rol zien als een continue proces. Voor iedereen de uitdaging: past u als Wmo-toezichthouder op de winkel of wordt er juist gewerkt aan de winkel?